Niet meewerken aan alcoholonderzoek politie terecht
Door het CBR was aan de betrokkene in deze zaak een alcoholslotprogramma opgelegd omdat hij niet meegewerkt had met het alcoholonderzoek bij de politie. De betrokkene was staande gehouden door de politie, op verdenking van rijden onder invloed, maar weigerde later te blazen omdat hij geen vertrouwen meer had in de politie nadat hij op een agressieve manier was behandeld. De politie had dit als een weigering aangemerkt, en op die grond ex art. 130 WVW mededeling gedaan aan het CBR. De bestuursrechter stelt de betrokkene echter in het gelijk, en oordeelde dat onder de gegeven omstandigheden de betrokkene mocht weigeren en om een advocaat of arts mocht vragen voordat hij zou meewerken.
De zaak speelde bij de Rechtbank Rotterdam. De rechter deed op 6 juni 2013 uitspraak en oordeelde:
“5. Naar het oordeel van de rechtbank treft de (kennelijke) beroepsgrond dat verweerder niet zonder nader onderzoek en zonder nadere motivering de mededeling aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen, doel.
5.1. De rechtbank acht verweerders standpunt, dat een onheuse bejegening door de politie niet kan afdoen aan de plicht mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wvw 1994 (het onderzoek), in beginsel juist. In het geval van het gebruik van geweld tegen een verdachte door de politie in de periode tussen het eerste contact met de verdachte tot aan het bevel tot medewerking als bedoeld in artikel 163, eerste lid, van de Wvw 1994 en de constatering van niet-opvolging van dit bevel – indien geweld al onder het begrip onheuse bejegening kan worden gebracht – kan er echter aanleiding bestaan voor een uitzondering op dit beginsel.
5.2. De rechtbank stelt vast dat de verbalisanten geweld tegen eiser hebben gebruikt in de hiervoor bedoelde periode.
Blijkens het door eiser overgelegde proces-verbaal van aangifte van 2 juli 2012 heeft eiser aangifte gedaan van mishandeling door de politieman en politievrouw die hem op 1 juli 2012 hebben aangehouden. Daarin wordt onder meer verklaard:
“Door de aanhouding heb ik een schaafwond op mijn linkerslaap en op mijn rechterslaap. Achter mijn linkeroor zit een bloeduitstorting.”
Verder heeft eiser in bezwaar een verklaring overgelegd van een getuige van het door eiser gestelde gebruik van geweld jegens hem. Daarin wordt onder meer verklaard:
“Vervolgens zag ik dat de politieagenten een manspersoon uit het busje trokken en hem op de grond gooiden. (…) Ik zag vervolgens dat de mannelijke agent een slaande beweging maakte richting het hoofd van de man. Ik zag dat hij geraakt werd. Wat mij opviel was dat de persoon op de grond niet tegenstribbelde of agressief deed, ook niet op het moment dat hij uit het busje werd getrokken en op de grond werd gegooid.”
Voorts behoort tot de gedingstukken een Mutatie rapport van 24 augustus 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond. Daarin wordt onder meer verklaard:
“Onderweg naar het bureau ging [eiser] kauwgom in zijn mond stoppen. Hem gezegd dit niet te doen en uit te spugen. [Eiser] deed dit niet en stopte zelfs nog een kauwgom in zijn mond. Bij [eiser] achterin de bus gestapt en hem nogmaals gezegd kauwgom ut te spugen. Werd wederom geen gehoor aan gegeven. Toen uiteindelijk alsnog kauwgom uit zijn mond laten en hem afgeboeid. Eea ging wel met geweld. Dit is gemeld bij (…). [Eiser] heeft in het gelaat schaafwonden gekregen welke zijn ontstaan toen hij door (…) werd afgeboeid omdat hij zelf een aantal keren over de grond schuurde met zijn hoofd. Eveneens hield hij zijn armen strak langs het lichaam.”
5.3. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet op voorhand uitsluiten dat eisers standpunt, dat de verbalisanten ten onrechte geweld tegen hem hebben gebruikt of in disproportionele mate, juist is. Onder die omstandigheid acht de rechtbank eisers (kennelijke) betoog dat van hem niet verwacht mocht worden dat hij zonder meer, te weten zonder eerst met een advocaat of een arts te hebben gesproken, zou meewerken aan het onderzoek, niet op voorhand onjuist. Bepalend daarvoor acht de rechtbank dat onrechtmatig gebruik van geweld door de politie, mede afhankelijk van de mate van geweld en de mate van onrechtmatigheid ervan, gelet op de inbreuk die geweld maakt op iemands lichamelijke integriteit, naar objectieve maatstaven gemeten een zodanige schok kan veroorzaken in het vertrouwen in de politie dat in het algemeen van een burger mag worden verwacht, dat deze niet zonder meer aan een in tijd vrijwel direct aan die schok aansluitend onderzoek door de politie behoeft mee te werken.
6. Het beroep is derhalve gegrond. Het bestreden besluit komt in aanmerking voor vernietiging wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7. In de omstandigheden van het geval ziet de rechtbank geen aanleiding over te gaan tot finale geschilbeslechting en zal zij verweerder opdragen een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser van 23 juli 2012 te nemen, met inachtneming van deze uitspraak.”
Ook bij niet meewerken kan het dus de moeite lonen om bezwaar en beroep in te stellen tegen de beslissing tot oplegging van het alcoholslotprogramma.
Leg u niet te snel neer bij een beslissing van het CBR. Vaak loont het de moeite om hiertegen bezwaar en beroep in te stellen, zeker bij een alcoholslotprogramma waarbij de kosten hoog kunnen oplopen.