Ingevolge artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de Wvw 1994) doen de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen, indien bij hen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR, onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
Ingevolge artikel 131, eerste lid, besluit het CBR, indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen dat de betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar zijn geschiktheid. Dit onderzoek wordt door een deskundige uitgevoerd.
Ingevolge artikel 134, eerste lid, stelt het CBR zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de bevindingen van de deskundige of deskundigen, de uitslag van het onderzoek vast.
Ingevolge artikel 134, tweede lid, besluit het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is.
Ingevolge het derde lid van artikel 134 deelt het CBR, indien het voornemens is het rijbewijs ongeldig te verklaren, dit mede aan de houder, onder mededeling van de bevoegdheid van betrokkene om binnen twee weken een tweede onderzoek te verlangen. Deze termijn wordt in de jurisprudentie niet altijd even strikt gehanteerd. Wanneer de betrokkene door bijzondere omstandigheden, waaronder een verblijf in het buitenland, niet in staat was op tijd te vragen om een contra-expertise, dient het CBR ook na de termijn van twee weken een verzoek tot tegenonderzoek te honoreren.
Ingevolge artikel 12, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid besluit het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs als bedoeld in artikel 134, derde (lees: tweede) lid, van de Wvw 1994, indien de uitslag van het onderzoek of de onderzoeken inhoudt dat betrokkene niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen.
In artikel 2 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 is bepaald dat de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
In die bijlage is in paragraaf 8.8, “Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)”, bepaald dat voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen een specialistisch rapport is vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring op basis van een specialistisch rapport geschikt kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
Indien in het rapport van de keurend psychiater de diagnose alcoholmisbruik of alcoholafhankelijkheid wordt gesteld, zal het CBR het rijbewijs ongeldig verklaren. De keurend psychiater kan deze diagnose stellen op basis van alle relevante gegevens (waaronder gegevens uit het proces-verbaal van de politie, maar ook op basis van het gesprek dat heeft plaatsgevonden tijdens het onderzoek naar de rijgeschiktheid) en op basis van de DSM-IV-TR criteria.
Tegen het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs kan binnen zes weken na dagtekening een bezwaarschrift worden ingediend. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van o.a. 25 april 2007 in zaak nr. 200606675/1) bestaat, in een geval waarin de diagnose alcoholmisbruik (in ruime zin) is gesteld, slechts aanleiding om de ongeldigverklaring niet in stand te laten indien de psychiatrische rapportage naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is, zodanig dat het CBR zich daarop niet heeft mogen baseren.
Omdat het bezwaarschrift geen opschortende werking heeft, blijft het rijbewijs ongeldig gedurende de behandeling van het bezwaar. Wij adviseren daarom om naast het bezwaarschrift tevens een verzoekschrift voor een voorlopige voorziening in te dienen bij de rechtbank in uw arrondissement. In het verzoekschrift vraagt u de rechtbank om het besluit van het CBR zolang op te schorten.
Wanneer u de rechtsbijstand van een advocaat hierbij wenst, kunt u uw zaak altijd bij ons aanmelden. De bij ons netwerk aangesloten advocaten zijn gespecialiseerd in de bezwaar- en beroepsprocedure van het CBR, en kunnen u rechtsbijstand verlenen teneinde zo snel mogelijk uw rijbewijs terug te krijgen.