Procedure
Krachtens artikel 130, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) doen de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen, indien bij hen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de geestelijke of lichamelijk geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorvoertuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijke mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen.
Ingevolge artikel 131, vijfde lid, van de WVW kan de Minister, indien de in artikel 130, eerste lid, van die wet bedoelde schriftelijke mededeling naar zijn oordeel geen aanleiding geeft tot een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid, betrokkene overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels de verplichting opleggen zich binnen een daarbij vastgestelde termijn te onderwerpen aan educatieve maatregelen ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid. De aan deze maatregelen verbonden kosten, waarvan de hoogte wordt vastgesteld bij ministeriële regeling, komen ten laste van betrokkene. (..).
Ingevolge artikel 132, eerste lid, van de WVW, is degene die zich ingevolge het in artikel 131, eerste lid, bedoelde besluit dient te onderwerpen aan een onderzoek, behoudens bij algemene maatregel van bestuur vastgelegde uitzonderingen, verplicht de daartoe vereiste medewerking te verlenen. Gelijke verplichting bestaat voor degene die zich ingevolge artikel 131, vijfde lid, of artikel 134, vierde lid dient te onderwerpen aan educatieve maatregelen ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel, besluit Onze Minister bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde medewerking onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de houder. Onze Minister bepaalt daarbij op welke categorie of categorieën van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven, de ongeldigverklaring betrekking heeft.
Krachtens artikel 132, eerst lid, van het Reglement rijbewijzen, worden het tijdstip waarop en de plaats waar betrokkene de hem opgelegde educatieve maatregelen, bedoeld in een der artikelen 131, vijfde lid, of 134, vierde lid, van de wet dient te ondergaan, door Onze Minister vastgesteld
Artikel 132, tweede lid, van het Reglement rijbewijzen bepaalt dat, indien betrokkene niet op de vastgestelde tijd en plaats aanwezig is, tijd en plaats waarop betrokkene de hem opgelegde educatieve maatregelen dient te ondergaan, opnieuw worden vastgesteld, tenzij naar het oordeel van Onze Minister geen sprake is van een geldige reden van verhindering.
In het derde lid van dit artikel is bepaald dat indien betrokkene niet op de vastgestelde tijd en plaats aanwezig is zonder dan van een geldige reden van verhindering blijkt, daarvan door de aangewezen deskundige of deskundigen mededeling wordt gedaan aan Onze Minister.
Tegen het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs kan binnen zes weken na dagtekening een bezwaarschrift worden ingediend. Het indienen van een bezwaarschrift is met name zinvol wanneer er sprake is van een geldige reden voor de verhindering of het niet meewerken.
Omdat het bezwaarschrift geen opschortende werking heeft, blijft het rijbewijs ongeldig gedurende de behandeling van het bezwaar. Wij adviseren daarom om naast het bezwaarschrift tevens een verzoekschrift voor een voorlopige voorziening in te dienen bij de rechtbank in uw arrondissement. In het verzoekschrift vraagt u de rechtbank om het besluit van het CBR zolang op te schorten.
Wanneer u de rechtsbijstand van een advocaat hierbij wenst, kunt u uw zaak altijd bij ons aanmelden. De bij ons netwerk aangesloten advocaten zijn gespecialiseerd in de bezwaar- en beroepsprocedure van het CBR, en kunnen u rechtsbijstand verlenen teneinde zo snel mogelijk uw rijbewijs terug te krijgen.