Overzicht maatregelen en onderzoek CBR na rijden onder invloed van alcohol
Geplaatst op: 12 August 2025De Regeling maatregelen rijvaardigheid en rijgeschiktheid 2011 is moeilijk te lezen. Het vergt intensieve bestudering om te kunnen begrijpen in welke gevallen het CBR kan besluiten tot het opleggen van een maatregel als de (L)EMA, alcoholslotprogramma of een onderzoek naar de rijgeschiktheid. Daarom hebben wij voor u een overzicht gemaakt van de voorwaarden per maatregel of onderzoek – na rijden onder invloed van alcohol – waaraan voldaan moet zijn voordat het CBR deze kan opleggen.
Wij hebben ervoor gekozen per categorie bestuurder en per geval aan te geven welke maatregel of onderzoek het CBR kan opleggen.
Beginnend bestuurders
Voor beginnende bestuurders (die minder dat 5 jaar beschikken over Nederlands rijbewijs) ziet de tabel er als volgt uit.
| MAATREGEL | AAG (ademalcoholgehalte) | BAG (Bloedalcoholgehalte) |
| LEMA | 220 – 350 µg/l | 0,5 – 0,8 ‰ |
| EMA | 350 – 570 µg/l | 0,8 – 1,3 ‰ |
| Onderzoek rijgeschiktheid | > 570 µg/l | > 1,3‰ |
Ervaren bestuurders
Voor ervaren bestuurders (die langer dan 5 jaar over een rijbewijs beschikken) de tabel er als volgt uit.
| MAATREGEL | AAG (ademalcoholgehalte) | BAG (Bloedalcoholgehalte) |
| LEMA | 350 – 435 µg/l | 0,8 – 1,0 ‰ |
| EMA | 435 – 785 µg/l | 1,0 – 1,8 ‰ |
| Onderzoek rijgeschiktheid | > 785 µg/l | > 1,8‰ |
Recidive en weigering
In geval van recidive of weigering ziet het in tabel er als volgt uit.
| MAATREGEL | Ervaren bestuurder | Beginnend bestuurder |
| LEMA |
* |
* |
| EMA |
|
|
| Onderzoek rijgeschiktheid |
|
|
Overige omstandigheden
Naast de hierboven genoemde gevallen, kunnen er ook andere omstandigheden zijn die reden geven tot het opleggen van een bepaalde maatregel, waaronder ook het geval dat zich een uitzonderingsgeval voordoet waardoor een zwaardere maatregel opgelegd dient te worden (zie ook de tabel hierna onder het kopje “uitzonderingsgronden”).
| MAATREGEL | OMSTANDIGHEID |
| LEMA | * |
| EMA |
– hij een ongeval heeft veroorzaakt waarbij een ander is gedood of zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen – blijkt dat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst – hij in de afgelopen 5 jaar eerder aan een EMA heeft deelgenomen (laatste cursusdag bepalend!) – er sprake is van een vermoeden van alcoholafhankelijkheid
|
| Onderzoek rijgeschiktheid |
– hij de afgelopen vijf jaar al een EMA opgelegd heeft gekregen – hij zich de afgelopen vijf jaar heeft moeten onderwerpen aan een onderzoek naar de geschiktheid wegens alcohol; – hij naar het oordeel van een medisch deskundige lijdt aan een ernstige psychiatrische stoornis of dementie, dan wel aan een langdurige lichamelijke stoornis die deelname onmogelijk maakt, – dat het bij de politie bekend is dat hij regelmatig drogerende stoffen gebruikt. |
Uitzonderingsgevallen
In sommige gevallen komt de betrokkene niet in aanmerking voor de maatregel die hij oorspronkelijk zou krijgen. De betrokkene krijgt in dat geval vaak een zwaardere maatregel. Wellicht heeft u in de hiervoor weergegeven tabel al enkele voorbeelden hiervan gezien. Hieronder vindt u per maatregel een beschrijving van alle gevallen waarbij de betrokkene niet in aanmerking komt voor de oorspronkelijk beoogde maatregel, en daarom een zwaardere maatregel zal krijgen. Per uitzonderingsgeval wordt tevens aangegeven welke maatregel het CBR dan aan de betrokkene kan opleggen.
Schorsing rijbewijs
Naast de hiervoor genoemde maatregelen kan de geldigheid van het rijbewijs worden geschorst. Het CBR is daartoe alleen bevoegd wanneer een onderzoek naar de rijgeschiktheid wordt opgelegd.
Artikel 5 van de Regeling bepaalt dat de geldigheid van het rijbewijs onder mee kan worden geschorst
- indien bij een betrokkene, als beginnend bestuurder, een ademalcoholgehalte van 570 µg/l (of bloedalcoholgehalte van 1,3‰) of meer is geconstateerd
- indien bij een betrokkene, als normaal bestuurder, een ademalcoholgehalte van 785 µg/l (of bloedalcoholgehalte van 1,8‰) of meer is geconstateerd
- Daarnaast noemt de regeling nog als redenen voor schorsing dat de betrokkene een ademonderzoek heeft geweigerd, dat betrokkene ten minste 3 overtredingen art 8 WVW heeft gemaakt binnen 5 jaar, dat betrokkene het teveel strafpunten heeft voor zijn rijbewijs, en dat er tegen betrokkene proces-verbaal is opgemaakt tijdens het alcoholslotprogramma.
Volgens artikel 6 van de Regeling kan in al deze gevallen het rijbewijs worden geschorst, tenzij een educatieve maatregel wordt opgelegd, dan wel op andere gronden wordt afgezien van het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid. In de praktijk komt het er dus op neer dat alleen de geldigheid van het rijbewijs wordt geschorst indien een onderzoek naar de rijgeschiktheid wordt opgelegd.
Laboratoria bloedonderzoek na drugs
Geplaatst op: 12 August 2025Wanneer u hebt gereden onder invloed van drugs, of dat u in het bezit was van een gebruikershoeveelheid drogerende middelen zal het CBR besluiten dat u uw medewerking dient te verlenen aan een onderzoek naar de rijgeschiktheid. Een onderdeel van dat onderzoek is het bloedonderzoek in een laboratorium. U bent verplicht bloed af te staan, dat vervolgens door het laboratorium zal worden onderzocht op verhoging van bepaalde waarden.
Het bloedonderzoek moet plaatsvinden in specifiek door het CBR aangewezen laboratoria of prikposten. In de onderstaande brochure kunt u de dichtsbijzijnde locatie bij u in de buurt vinden.
Overzicht laboratoria voor bloedonderzoek onderzoek naar rijgeschiktheid CBR
Informatie beperkingen, ziekten en stoornissen
Geplaatst op: 12 August 2025Voor de beoordeling van de rijgeschiktheid zal het CBR met name kijken naar het bepaalde in de Regeling eisen geschiktheid 2000. Hierin staan verschillende beperkingen, ziekten, en stoornissen beschreven waarbij wordt aangegeven in welke gevallen een betrokkene wel of niet geschikt wordt geacht om motorrijtuigen te besturen.
Voor iedere medische of lichamelijke beperking gelden weer andere eisen. Een aantal van deze eisen zullen wij in een van de overige artikelen uitgebreider behandelen. Het is belangrijk dat u de verschillende eisen goed leest, zodat u weet waar het om gaat en wat van u verwacht wordt. Hieronder treft u een overzicht van de informatie die u op het internet kunt raadplegen. Wilt u meer informatie over de cbr procedure, neem dan contact met ons op.
Regeling eisen geschikheid 2000
In de Regeling eisen geschiktheid 2000 staan de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid om motorrijtuigen te mogen besturen. De vaststelling van de geschiktheid voor één of meer rijbewijscategorieën geschiedt door middel van afgifte van de Verklaring van geschiktheid door het CBR. Het CBR zal zich bij dit oordeel baseren op een specialistisch rapport van een deskundige.
GGZ-richtlijnen
Om de kwaliteit van de gezondheidszorg te verbeteren, wordt meer en meer gewerkt volgens richtlijnen. In Nederland wordt sinds 1999 samengewerkt om te komen tot betere richtlijnen in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Hierbij zijn vele beroepsgroepen betrokken en vanzelfsprekend ook cliënten- en familieorganisaties.
Deze website verschijnt onder de verantwoordelijkheid van de Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ en het Trimbos-instituut. GGZ-richtlijnen biedt u toegang tot de multidisciplinaire evidence based richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van patiënten met psychische stoornissen. Deze richtlijnen zijn ontwikkeld onder auspiciën van de Landelijke Stuurgroep en/of het Trimbos-instituut.
Kwaliteitskoepel medisch specialisten
Deze website bundelt alle richtlijnen voor medisch-specialistische zorg in een kwaliteitsbibliotheek. U vindt hier een overzicht van alle richtlijnen, overzichtelijk gerangschikt per beperking, ziekte of stoornis.
ADHD en rijgeschiktheid
Geplaatst op: 12 August 2025Indien bij u ADHD is vastgesteld, kan het CBR onder omstandigheden bepalen dat u niet langer geschikt bent om motorrijtuigen te besturen. Of in uw geval daartoe ook redenen bestaan, is mede afhankelijk van het oordeel van een specialistisch arts die door het CBR wordt ingeschakeld. De beoordeling vindt onder andere plaats aan de hand van de volgende criteria uit de bijlage bij de Regeling eisen rijgeschiktheid 2000.
ADHD (inclusief subtypen)
Het onderzoek naar de geschiktheid moet plaatsvinden door een specialist met kennis en ervaring op het gebied van ADHD bij volwassenen aan de hand van een checklist met risicofactoren (het CBR is in bezit van een dergelijke checklist).
Rijbewijzen van groep 1 (paragraaf 8.10.1 Regeling)
Geschiktverklaring voor de rijbewijzen van groep 1 voor een beperkte termijn is mogelijk indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
indien sprake is van risicofactoren zoals angststoornissen, depressieve stoornissen of persoonlijkheidstoornissen, dan dient te zijn gebleken dat deze voldoende onder controle zijn en als daarbij rijgevaarlijke medicatie wordt gebruikt gelden tevens de desbetreffende paragrafen van hoofdstuk 10, waaronder “10.3. Geneesmiddelen bij stemmingstoornissen”:
“Personen die antidepressiva gebruiken met een ernstige of potentieel gevaarlijke invloed op de rijvaardigheid (categorie III) zijn ongeschikt tenzij de antidepressiva ten minste gedurende een periode van 36 maanden zonder onderbreking in gelijkblijvende dosering zijn gebruikt en de persoon een rijtest in de vorm van een specialistisch universitair onderzoek in een rijsimulator positief heeft doorstaan. Het CBR heeft daarvoor een protocol. De maximale geschiktheidstermijn bedraagt vijf jaar.
Personen die – in een therapeutische dosis – antidepressiva gebruiken die geen tot matig negatieve invloed hebben op de rijvaardigheid (categorie I en II), kunnen geschikt worden verklaard. Voor middelen uit categorie II geldt dat er een week na de start van de behandeling ongeschiktheid is.
Personen die lithiumzouten gebruiken, met een licht tot matig negatieve invloed op de rijvaardigheid (categorie II), kunnen geschikt worden verklaard. Na de start van de behandeling is er een week ongeschiktheid.”
- er mag geen sprake zijn van misbruik van psychoactieve middelen, zoals alcohol of drugs. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt, zie paragraaf 8.8 van de bijlage;
- er moet sprake zijn van ziekte-inzicht en therapietrouw;
- er mag geen sprake zijn van rijgevaarlijke bijwerkingen van de medicatie.
Als het CBR voor een juiste oordeelsvorming een rijtest nodig acht, kan het een deskundige op het gebied van de praktische geschiktheid (van de desbetreffende afdeling van het CBR) inschakelen. Dit is in ieder geval aan de orde bij de eerste aanvraag van een rijbewijs. Het CBR heeft hiervoor een uitvoerig protocol. De geschiktheidstermijn is maximaal drie jaar.
Rijbewijzen van groep 2 (paragraaf 8.10.2 Regeling)
Geschiktverklaring voor de rijbewijzen van groep 2 voor een beperkte termijn is mogelijk indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- er is geen sprake van risicofactoren zoals angststoornissen, depressieve stoornissen, misbruik van psychoactieve middelen of persoonlijkheidsstoornissen;
- er moet sprake zijn van ziekte-inzicht en therapietrouw;
- er mag geen sprake zijn van rijgevaarlijke bijwerkingen van de medicatie.
Als het CBR voor een juiste oordeelsvorming een rijtest nodig acht, kan het een deskundige op het gebied van de praktische geschiktheid (van de desbetreffende afdeling van het CBR) inschakelen. Dit is in ieder geval aan de orde bij de eerste aanvraag van een rijbewijs. Het CBR heeft hiervoor een uitvoerig protocol. De geschiktheidstermijn is maximaal één jaar.
Gebruik geneesmiddelen – Antihypertensiva (paragraaf 10.10 Regeling)
Antihypertensiva hebben in een therapeutische dosis geen negatieve invloed op de rijvaardigheid. Centraal aangrijpende antihypertensiva, zoals methyldopa en clonidine, kunnen sedatie geven en de rijvaardigheid negatief beïnvloeden.
Advies Gezondheidsraad
De gezondheidsraad heeft advies uitgebracht aan de Minister voor aanpassing en herziening van de normen in de Regeling eisen geschiktheid 2000.
Het advies heeft betrekking op de rijgeschiktheid voor deelname aan het gemotoriseerde verkeer van personen die vanwege ADHD behandeld worden met methylfenidaat (merknaam: Ritalin). Het betreft een voorstel tot wijziging van de huidige regelgeving, alsmede een voorstel tot het doen verrichten van nader wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van behandeling met methylfenidaat voor de rijvaardigheid.
Hierbij heeft de Commissie allereerst vastgesteld dat er onvoldoende data voorhanden zijn om een wetenschappelijk gefundeerd definitief voorstel te doen. Aan wetenschappelijk onderzoek dat deze hiaten kan opvullen, wordt gewerkt en het resultaat hiervan kan binnen enkele jaren beschikbaar zijn. Gezien de omvang van het probleem en de rigiditeit van de huidige regeling heeft de Commissie gemeend desondanks nu reeds een voorstel te moeten doen op basis van de huidige stand van de wetenschap.
Bij het formuleren van het voorstel tot wijziging van de regelgeving is naast de validiteit van de diagnose van ADHD bij volwassenen rekening gehouden met het optreden van comorbiditeit.Eveneens is aandacht besteed aan mogelijk optredende bijwerkingen van het middel. Het voorstel leidt ertoe dat de huidige verbodsbepaling voor rijgeschiktheid bij behandeling met psycho-stimulantia als methylfenidaat meer genuanceerd wordt, zodat deelname aan het gemotoriseerd verkeer voor personen die vanwege ADHD behandeld worden met hylfenidaat onder bepaalde voorwaarden mogelijk wordt.
Voorts wordt voorgesteld de regelgeving in evenwicht te brengen door naast de bepaling aangaande de medicatie in de Regeling eisen geschiktheid 2000 ook een bepaling op te nemen ten aanzien van de aandoening ADHD zelf.
Bezwaar en beroep hebben geen opschortende werking
Geplaatst op: 12 August 2025Het is belangrijk voor u om te weten dat het indienen van een bezwaar- of beroepschrift geen opschortende werking heeft. U blijft dus verplicht om de kosten van de maatregel te betalen, of op tijd hiervoor een betalingsregeling aan te vragen bij het CBR. Ook blijft u verplicht om mee te werken aan de maatregel of het opgelegde onderzoek. Wanneer u niet (tijdig) betaalt, of niet meewerkt, wordt uw rijbewijs ongeldig verklaard.
U kunt wel aan het CBR vragen om de werking van het besluit zolang op te schorten. U dient hier schriftelijk om te vragen. Weigert het CBR dit, dan kunt u een verzoekschrift indienen bij de voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht van de rechtbank in uw arrondissement om de werking van het besluit zolang op te schorten.
Wij adviseren u echter dit niet zelf te doen, maar een gespecialiseerde advocaat te raadplegen die u in deze zaken bijstaat.
Niet betalen kosten maatregel CBR leidt tot ongeldig verklaring van het rijbewijs
Geplaatst op: 12 August 2025Wanneer het CBR een bepaalde maatregel oplegt, bent u verplicht de daaraan verbonden kosten te betalen. Zelfs wanneer u bezwaar en beroep instelt tegen de maatregel van het CBR, bent u gehouden om de binnen de door het CBR aangegeven termijn te betalen.
Alleen wanneer het CBR op een uitdrukkelijk daartoe gedaan verzoek besluit om opschortende werking te verlenen aan het besluit, bent u vrijgesteld van die verplichting gedurende de door het CBR aangegeven termijn. U moet dus zelf hierom vragen bij het CBR.
Wanneer u niet tijdig de kosten betaalt, wordt uw rijbewijs ongeldig verklaard. Er bestaat geen ruimte voor een belangenafweging. De jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is hier duidelijk over:
“Niet in geschil is dat [appellant] de kosten voor het onderzoek naar de geschiktheid niet heeft betaald. Gelet op het imperatieve karakter van artikel 132, tweede lid, van de Wvw is het CBR in een dergelijk geval verplicht het rijbewijs ongeldig verklaren en bestaat bij het nemen van dat besluit voor het CBR geen ruimte om de persoonlijke omstandigheden van [appellant], waaronder het gestelde belang dat hij heeft bij het bezit van zijn rijbewijs, te laten meewegen. De rechtbank heeft gelet hierop terecht overwogen dat het CBR geen ruimte heeft voor een belangenafweging” (LJN: BN9540, Raad van State, 6 oktober 2010).
Wanneer u de opgelegde kosten niet direct kunt betalen, dient u binnen drie weken na dagtekening van de beslissing van het CBR om een betalingsregeling te vragen. Het verzoek dat u daartoe indient, dient goed gemotiveerd te zijn. U kunt ervoor kiezen om een verklaring inkomsten en uitgaven te gebruiken, die u hier gratis kunt downloaden. Waar mogelijk kunt u als bijlagen bij die verklaringen enkele bewijsstukken meesturen waaruit genoegzaam uw slechte financiele situatie volgt.
Eenmalig spookrijden is onvoldoende grond voor onderzoek rijvaardigheid of EMG
Geplaatst op: 12 August 2025De rechtbank Leeuwarden heeft in kort geding geoordeeld dat eenmalig spookrijden onvoldoende grond is voor het opleggen van een onderzoek naar de rijvaardigheid of een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG). Het komt nog wel eens voor dat het CBR na spookrijden toch een maatregel probeert op te leggen.
Wettelijk kader
Het is goed om eerst het huidige wettelijk kader te bekijken. Opgemerkt wordt dat deze afwijkt van de destijds geldende regeling, maar het verschil beperkt zich hoofdzakelijk tot de nummering van de verschillende artikelen.
Ingevolge artikel 6 jo 5 sub d van de Regeling rijvaardigheid en geschiktheid 2011 dient het CBR bij spookrijden de geldigheid van het reeds door de politie ingevorderde rijbewijs dient te schorsen.
Ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Regeling besluit het CBR dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid, meer in het bijzonder het rijgedrag, indien betrokkene op grond van artikel 15, onderdeel d, niet in aanmerking komt voor een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer.
Ingevolge artikel 23, derde lid, aanhef en onder a en b van de Regeling besluit het CBR – voor zover hier van belang – dat betrokkene zich aan een onderzoek naar de rijvaardigheid of naar de geschiktheid dient te onderwerpen in geval van feiten of omstandigheden, als vermeld in de bij de Regeling behorende bijlage 1, anders dan die vermeld onder A, onderdeel III, Rijgedrag, alsmede indien betrokkene op grond van artikel 10b, tweede lid, onderdelen a, b, c, e, f of g, niet in aanmerking komt voor een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, onder a van de Regeling besluit het CBR tot oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer
“indien betrokkene tijdens een rit herhaaldelijk gedragingen heeft verricht als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 1, onder A, onderdeel III, Rijgedrag.”
In bijlage 1, worden onder A. Rijvaardigheid en rijgedrag, voor zover thans van belang, vermeld:
II Bedrevenheid in het deelnemen aan het verkeer
Niet adequaat kijkgedrag.
Hanteren van een verkeerde kijktechniek en een slecht kijkgedrag al of niet met gebruikmaking van spiegels waardoor in gevaarlijke situaties niet of niet voldoende op het overige verkeer wordt gelet, zich onder meer manifesterend bij het:
e. invoegen en het uitvoegen.
III Rijgedrag
4. Duidelijk een gedrag tentoonspreiden dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en verkeerstekens terzake van:
a. de plaats op de weg, waaronder begrepen spookrijden.
Uitspraak rechtbank
Toch heeft de rechtbank bepaald dat het CBR ten onrechte het rijbewijs ongeldig had verklaard van een bestuurder die zich schuldig had gemaakt aan spookrijden. De voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden overweegt echter als volgt (LJN: BJ8020,Voorzieningenrechter Rechtbank Leeuwarden, 15 september 2009).
“3.1 Tussen partijen is niet in geschil dat [X] zich op 3 mei 2009 heeft schuldig gemaakt aan verkeersgedrag dat kan worden gekwalificeerd als spookrijden.
3.2 Gelet op het bepaalde in artikel 6, derde lid, sub a, van de Regeling, in samenhang gelezen met bijlage 1, onder a, onderdeel III Rijgedrag, is het CBR niet bevoegd ingeval van dergelijk rijgedrag een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid op te leggen. Ingevolge artikel 10b, eerste lid, van de Regeling bestaat evenmin de bevoegdheid om in het onderhavige geval een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) op te leggen, nu [X] niet herhaaldelijk gedragingen heeft verricht als genoemd in bijlage 1, onder A, onderdeel III Rijgedrag.
3.3 Het CBR heeft aan het besluit dat [X] zich moet onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid ten grondslag gelegd dat het verkeersgedrag van [X] van 3 mei 2009 eveneens kan worden gekwalificeerd als “niet adequaat kijkgedrag” als genoemd in bijlage 1, onderdeel A, onder II, van de Regeling, zodat zij op grond van artikel 6, derde lid, onder a, van de Regeling (alsnog) in aanmerking komt voor een onderzoek naar de rijvaardigheid. Uit de verklaring van [X] dat zij pas had bemerkt dat zij had spookgereden toen haar dit door de politie werd verteld en dat zij niet wist hoe zij op de verkeerde rijbaan terecht was gekomen, kan namelijk volgens het CBR worden afgeleid dat [X] zich schuldig heeft gemaakt aan niet adequaat kijkgedrag zowel bij het invoegen op de snelweg als bij het naderen van de oprit waar zij weer had kunnen invoegen. Voorts heeft [X], nu zij heeft verklaard dat zij niet heeft gezien dat er naar haar is geseind, in een gevaarlijke situatie niet, althans onvoldoende, op het overige verkeer gelet, aldus het CBR.
3.4 De voorzieningenrechter stelt voorop dat de conclusie dat sprake is van “niet adequaat kijkgedrag” als bedoeld in bijlage 1, onderdeel A, onder II, sub e, van de Regeling – gelet op de door het CBR overgelegde gedingstukken – niet, althans onvoldoende wordt gedragen door de in die stukken neergelegde gegevens. Onder niet adequaat kijkgedrag in voormelde zin wordt begrepen het hanteren van een verkeerde kijktechniek en een slecht kijkgedrag al of niet met gebruikmaking van spiegels waardoor in gevaarlijke situaties niet of niet voldoende op het overige verkeer wordt gelet, zich onder meer manifesterend bij het invoegen en het uitvoegen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het enkele feit dat [X] tijdens het spookrijden niet heeft onderkend dat zij aan het spookrijden was en niet heeft gereageerd op een seinende tegenligger op zichzelf onvoldoende om te kunnen spreken van niet adequaat kijkgedrag als hiervoor bedoeld.
3.5 Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat het CBR in strijd met de rechtszekerheid heeft gehandeld door het verkeersgedrag van 3 mei 2009 op twee verschillende manieren, namelijk spookrijden en niet adequaat kijkgedrag, aan te duiden en zich derhalve de bevoegdheid toe te eigenen dit gedrag via twee wegen, mogelijk leidend tot verschillende maatregelen, aan te pakken. Het komt de voorzieningenrechter voor dat de Regeling hiermee op oneigenlijke wijze wordt opgerekt. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat spookrijden in bijlage 1 bij de Regeling expliciet staat vermeld onder rubriek III Rijgedrag en de wetgever er kennelijk voor heeft gekozen om ingeval van dergelijk verkeersgedrag geen onderzoek naar de rijvaardigheid op te leggen en alleen bij herhaling een EMG. Het zou dan ook naar het oordeel van de voorzieningenrechter indruisen tegen de systematiek van de Regeling dat via de weg van inadequaat kijkgedrag voor hetzelfde verkeersgedrag wel een onderzoek naar de rijvaardigheid of een EMG zou kunnen worden opgelegd.
3.6 Concluderend is de voorzieningenrechter van oordeel dat het CBR niet bevoegd was om [X] een onderzoek naar de rijvaardigheid op te leggen. Dit brengt tevens met zich mee dat het CBR, gelet op het bepaalde in artikel 131 van de WVW, niet bevoegd was om over te gaan tot schorsing van de geldigheid van het rijbewijs van [X].”
N.B. in de uitspraak staan de oude artikelnummers van de Regeling vermeld
Conclusie
De conclusie is dus dat volgens de rechtbank Leeuwarden een enkele keer spookrijden onvoldoende grond is om een maatregel op te leggen. Het CBR mag de betrokkene in dat geval niet verplichten om een onderzoek naar de rijvaardigheid te ondergaan of een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) opleggen. Pas wanneer een bestuurder zich bij herhaling schuldig maakt aan spookrijden, heeft het CBR de mogelijkheid om een EMG op te leggen.
Voorbereiden onderzoek naar de rijgeschiktheid (alcohol)
Geplaatst op: 12 August 2025Wanneer het CBR aan u een onderzoek naar de rijgeschiktheid oplegt, bent u verplicht om deze onderzoeken te ondergaan. Bij weigering wordt het rijbewijs sowieso ongeldig verklaard. U kunt er dus niet onderuit komen.Wat veel mensen echter niet weten is dat u uzelf kunt voorbereiden om deze onderzoeken. Het is belangrijk te weten welke vragen de keurend psychiater zal stellen, waarop de psychiater zal letten tijdens het lichamelijk en medisch onderzoek en naar welke waarden onderzoek wordt gedaan tijdens het laboratoriumonderzoek.
Informatiebrochure
Wij hebben een uitgebreide informatiebrochure opgesteld waarin wij uitvoerig uitleggen wat het onderzoek naar de rijgeschiktheid precies inhoudt. De informatiebrochure bevat veel tips en waarschuwingen voor (strik)vragen. Wij leggen u de strekking en achtergronden bij de belangrijkste vragen uit zodat u begrijpt waarom de vragen worden gesteld. Dit geeft u meer kans om de vorderingsprocedure met goed gevolg te doorlopen en uw rijbewijs te behouden en bespaart u daardoor een hoop kosten en ongemak.
De informatiebrochure is opgesteld door mr. J.J. van ’t Hoff, advocaat bij De Lange c.s. Advocaten, op basis van diens jarenlange ervaring met CBR-procedures. Hij weet als geen ander waar het vaak mis gaat tijdens het onderzoek naar de rijgeschiktheid.
Antwoorden
En dat het nogal eens mis gaat blijkt wel uit de praktijk. Maar liefst in 80% van de gevallen wordt het rijbewijs van de betrokkene ongeldig verklaard vanwege de antwoorden die hij of zij heeft gegeven tijdens het onderzoek naar de rijgeschiktheid. Het onderzoek bevat veel strikvragen waarbij de kans dat u (voor het behoud van uw rijbewijs) verkeerde antwoorden geeft erg groot is. Onderschat het onderzoek van de psychiater dan ook zeker niet, en bereid u goed voor met onze zeer uitgebreide informatiebrochure!
Downloaden
U kunt de informatiebrochure direct downloaden op www.onderzoeknaarderijgeschiktheid.nl. Hier vindt u ook meer informatie over de inhoud en de kosten van de informatiebrochure
Voorbereiden onderzoek naar de rijgeschiktheid (drugs)
Geplaatst op: 12 August 2025Wanneer het CBR aan u een onderzoek naar de rijgeschiktheid oplegt, bent u verplicht om deze onderzoeken te ondergaan. Bij weigering wordt het rijbewijs sowieso ongeldig verklaard. U kunt er dus niet onderuit komen.Wat veel mensen echter niet weten is dat u uzelf kunt voorbereiden om deze onderzoeken. Het is belangrijk te weten welke vragen de keurend psychiater zal stellen, waarop de psychiater zal letten tijdens het lichamelijk en medisch onderzoek en naar welke waarden onderzoek wordt gedaan tijdens het laboratoriumonderzoek.
Informatiebrochure
Wij hebben een uitgebreide informatiebrochure opgesteld waarin wij uitvoerig uitleggen wat het onderzoek naar de rijgeschiktheid precies inhoudt. De informatiebrochure bevat veel tips en waarschuwingen voor (strik)vragen. Wij leggen u de strekking en achtergronden bij de belangrijkste vragen uit zodat u begrijpt waarom de vragen worden gesteld. Dit geeft u meer kans om de vorderingsprocedure met goed gevolg te doorlopen en uw rijbewijs te behouden en bespaart u daardoor een hoop kosten en ongemak.
De informatiebrochure is opgesteld door mr. J.J. van ’t Hoff, advocaat bij De Lange c.s. Advocaten, op basis van diens jarenlange ervaring met CBR-procedures. Hij weet als geen ander waar het vaak mis gaat tijdens het onderzoek naar de rijgeschiktheid.
Antwoorden
En dat het nogal eens mis gaat blijkt wel uit de praktijk. Maar liefst in 80% van de gevallen wordt het rijbewijs van de betrokkene ongeldig verklaard vanwege de antwoorden die hij of zij heeft gegeven tijdens het onderzoek naar de rijgeschiktheid. Het onderzoek bevat veel strikvragen waarbij de kans dat u (voor het behoud van uw rijbewijs) verkeerde antwoorden geeft erg groot is. Onderschat het onderzoek van de psychiater dan ook zeker niet, en bereid u goed voor met onze zeer uitgebreide informatiebrochure!
Downloaden
U kunt de informatiebrochure direct downloaden op www.onderzoeknaarderijgeschiktheid.nl. Hier vindt u ook meer informatie over de inhoud en de kosten van de informatiebrochure
Geen abstracte maar concrete schadeberekening in procedure CBR
Geplaatst op: 12 August 2025Wanneer de geldigheid van het rijbewijs achteraf bezien ten onrechte is geschorst of het rijbewijs ten onrechte ongeldig is verklaard door het CBR, hebt u als belanghebbende recht op schadevergoeding. Het is niet eenvoudig om deze schade aannemelijk te maken. In het verleden heeft iemand al eens geprobeerd om een abstracte vergoeding van € 10,00 per dag te vorderen, zoals dat in het strafrecht ook gebruikelijk is, maar dat verzoek heeft de rechtbank Utrecht afgewezen (LJN BK7656, Rechtbank Utrecht, 5 oktober 2009).
De rechtbank overwoog:
“2.8 Eiser heeft voorts verzocht om schadevergoeding voor de onterechte schorsing van de geldigheid van zijn rijbewijs. Hij heeft een abstracte benadering van schadevergoeding voorgesteld, in die zin dat hij verzoekt om een vaste vergoeding voor elke dag dat hij zijn rijbewijs niet heeft mogen gebruiken. Deze benadering wordt volgens eiser in het strafrecht ook toegepast. In dit verband wijst eiser op de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 30 juni 2003, LJN:AM1504. Een abstracte schadeberekening is volgens eiser ook in deze situatie op zijn plaats. Eiser ziet voorts een parallel tussen het ten onrechte niet kunnen beschikken over zijn rijbewijs en een onterecht opgelegde gevangenisstraf. De inperking van zijn vrijheid door het niet kunnen rijden maakt ook dat een abstracte schadeberekening in de rede ligt. Eiser heeft daarom bewust geen kaartjes van het openbaar vervoer ingeleverd. Een concrete benadering van de schade zou tot de conclusie kunnen leiden dat er in het geheel geen schade is. Eiser heeft echter andere keuzes moeten maken omdat hij niet mocht rijden. De kosten hiervan zijn moeilijk vast te stellen.
2.9 De rechtbank overweegt hierover het volgende. Ingevolge artikel 164, eerste lid, van de WVW is – kort gezegd – de bestuurder van een motorrijtuig, tegen wie door een daartoe bevoegd persoon, proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van overtreding van een bij of krachtens de WVW vastgesteld voorschrift, verplicht tot overgifte van het hem afgegeven rijbewijs. De toekenning van schadevergoeding voorhet ten onrechte invorderen van het rijbewijs ingevolge het eerste lid, vindt vervolgens zijn grondslag in artikel 164, negende lid, van de WVW . Hierbij is tevens bepaald dat onder schade is begrepen het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat.
Eiser heeft weliswaar betoogd dat het redelijk is een parallel te trekken tussen deze strafrechtelijke invordering van het rijbewijs en de in artikel 131 van de WVW neergelegde bestuursrechtelijke maatregel tot schorsing van de geldigheid van het rijbewijs, maarhij heeft hiermee naar het oordeel van de rechtbank miskend dat de bestuursrechtelijke schorsing, anders dan de strafrechtelijke invordering, geen punitieve sanctie is. In dit verband wijst de rechtbank op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) van 23 november 2005, LJN:AU6691. Schadevergoeding op grond van artikel 164, negende lid, van de WVW is ingeval van schorsing van de geldigheid van het rijbewijs niet aan de orde.
2.10 Evenmin bestaat naar het oordeel van de rechtbank aanleiding om, zo in het strafrecht al sprake zou zijn van een standaardvergoeding per dag, deze zonder meer toe te passen in onderhavige situatie. Alhoewel de rechtbank begrip heeft voor de ongemakken die eiser stelt te hebben ondervonden omdat hij ten onrechte enige tijd niet heeft kunnen rijden, is dit niet voldoende om de gebruikelijke wijze waarop in het bestuursrecht een verzoek om schadevergoeding wordt beoordeeld opzij te zetten en aan te sluiten bij andere normen. De door eiser voorgestane parallel tussen strafrecht en bestuursrecht volgt de rechtbank dan ook niet.
2.11 Ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Awb verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Volgens vaste jurisprudentie van de AbRvS, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juli 2003, LJN: AI0288, betekent dit dat eiser gehouden is om direct bij een verzoek om schadevergoeding gegevens en bescheiden te overleggen, waarover hij redelijkerwijs kan beschikken, die het bestuursorgaan nodig heeft om te kunnen vaststellen of eiser deze schade heeft geleden.
2.12 Eiser heeft de door hem gestelde geleden schade niet met gegevens en bescheiden aannemelijk heeft gemaakt. Ter zitting heeft verweerster toegelicht dat van eiser niet verwacht werd dat hij direct bij zijn verzoek om schadevergoeding een onderbouwing van de schade zou geven in de vorm van bijvoorbeeld kaartjes van het openbaar vervoer, maar dat wel verwacht werd dat hij toch zeker binnen enkele dagen zijn schade op enigerlei wijze concreet zou maken. Dit heeft hij bewust nagelaten, hetgeen heeft geleid tot afwijzing van het verzoek.
2.13 De rechtbank volgt verweerster hierin. Met de enkele stelling dat eiser een abstracte berekening van schade voorstaat, heeft hij niet voldaan aan de op hem rustende informatieverplichting op grond van artikel 4:2, tweede lid, van de Awb . Verweerster heeft zich terecht in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser de schade onvoldoende heeft onderbouwd en heeft het verzoek om schadevergoeding terecht op die grond afgewezen.”
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dienovereenkomstig geoordeeld (LJN: BR1393, Raad van State, 13 juli 2009):
“2.5.1. Voor de beoordeling van een verzoek om vergoeding van immateriële schade wordt, volgens vaste jurisprudentie, aansluiting gezocht bij het civiele schadevergoedingsrecht. Ingevolge artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, voor zover thans van belang, heeft de benadeelde voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien de benadeelde in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Hoewel aannemelijk is dat [appellant] als gevolg van de weigering een verklaring van geschiktheid te verstrekken een zekere mate van ongemak heeft moeten ondergaan, heeft hij met zijn betoog niet aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van dat besluit zodanig heeft geleden, dat sprake is van een aantasting in even bedoelde zin. Meer in het bijzonder is van aantasting van de eer of goede naam in de vorm van aantasting van het gevoel van eigenwaarde, dan wel waardering die men bij anderen geniet, geen sprake. Het besluit van 6 augustus 2007 waaraan de diagnose alcoholmisbruik ten grondslag lag, is geen besluit met een sterk diffamerend karakter. Het CBR heeft ook niet het oogmerk gehad om [appellant] nadeel, niet bestaande in vermogensschade, toe te brengen. Evenmin is sprake van aantasting in de persoon doordat het besluit van 6 augustus 2007 tot ernstige psychische storingen of geestelijk letsel zou hebben geleid. Daartoe is niet voldoende dat sprake is van min of meer psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen. Alhoewel een onrechtmatige inbreuk op de bewegingsvrijheid onder omstandigheden kan worden aangemerkt als aantasting in de persoon, is daar in het onderhavige geval geen sprake van, in aanmerking genomen dat het niet zelf een auto kunnen besturen, andere mogelijkheden van vervoer onverlet laat.
2.5.2. [appellant] betoogt voorts tevergeefs dat het redelijk is een parallel te trekken tussen de strafrechtelijke invordering van het rijbewijs en de weigering tot registratie van een verklaring van geschiktheid, omdat het resultaat in beide gevallen vergelijkbaar is, namelijk het niet (meer) beschikken over een rijbewijs en daar dus ook een vergelijkbare vergoeding voor immateriële schade tegenover moet staan.
Ingevolge artikel 164, eerste lid, van de WVW is – kort gezegd – de bestuurder van een motorrijtuig, tegen wie door een daartoe bevoegd persoon proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van overtreding van een bij of krachtens de WVW vastgesteld voorschrift, verplicht tot afgifte van het hem afgegeven rijbewijs. De toekenning van schadevergoeding voor het ten onrechte strafrechtelijke invorderen en inhouden van het rijbewijs ingevolge het eerste en vierde lid, vindt vervolgens zijn grondslag in artikel 164, negende lid, van de WVW. De weigering tot registratie van een verklaring van geschiktheid is een bestuursrechtelijke maatregel. Nu een zelfstandige schadevergoedingsbepaling voor het ten onrechte weigeren van een registratie ontbreekt, is er geen aanleiding een forfaitaire vergoeding toe te kennen op grond van artikel 164, negende lid, van de WVW, zoals het Gerechtshof dat heeft gedaan in het arrest van 18 februari 2008.
2.5.3. De slotsom is dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het CBR het verzoek om vergoeding van immateriële schade terecht heeft afgewezen.”
Concrete schadeberekening
Uit deze uitspraken volgt dat de schade concreet moet worden berekend en altijd moet worden onderbouwd. Dit is met name erg lastig voor particulieren. Vaak levert het gemis van uw rijbewijs een hoop ellende en frustraties op, maar zelden zult u hierdoor ook aantoonbare schade hebben geleden. De schade moet namelijk volgen uit bewijsstukken, zoals kwitanties e.d. Bovendien rust op u ook de verplichting om schadebeperkend te handelen. Wanneer u iemand anders voor u zou kunnen laten rijden, had u dat moeten doen. Wanneer u de fiets of het openbaar vervoer had kunnen pakken in plaats van de auto, dan wordt dat wel van u verwacht. En bij het openbaar vervoer krijgt u ook niet per definitie uw kosten van de bus of trein vergoed, omdat u ook de benzinekosten uitspaart.
Al bij al weet het CBR vaak wel met argumenten te komen om onder de aansprakelijkheid en de verplichting tot vergoeding van schade uit te geraken. U doet er daarom verstandig aan om eerst uw zaak met een advocaat te bespreken, alvorens u vergoeding van uw schade vordert bij het CBR.