CBR mag uitgaan van juistheid proces-verbaal van de politie
Wanneer het proces-verbaal van de politie niet klopt, is het erg lastig om dat in het algemeen al lastig om aangetoond te krijgen, en zeker in het kader van de CBR procedures.
Het CBR mag namelijk uitgaan van de juistheid van het proces-verbaal dat door de politie is opgemaakt. Dat heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een aantal zaken zo bepaald.
Weigering tegenonderzoek
LJN: BJ9486, Raad van State, 7 oktober 2009
In deze zaak werd betoogd dat het niet verrichten van een tegenonderzoek, er in dit geval toe moest leiden dat de uitgevoerde ademanalyse niet als onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de WVW 1994 kan worden aangemerkt. De betrokkene zou namelijk om een tegenonderzoek hebben gevraagd, maar dat was door hem geweigerd. Hij voerde aan dat onder meer uit de omstandigheid dat hij zo lang op het politiebureau heeft moeten wachten zou kunnen volgen dat het de bedoeling was om een tegenonderzoek te laten plaatsvinden.
De rechter oordeelde als volgt.
“Het op 23 mei 2003 bij [appellant] vastgestelde ademalcoholgehalte bedroeg 395 µg/l (0,897‰). De rechtbank heeft [appellant] terecht niet gevolgd in zijn betoog dat het niet verrichten van een tegenonderzoek, er in dit geval toe leidt dat de uitgevoerde ademanalyse niet als onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de WVW 1994 kan worden aangemerkt. Voor dat oordeel heeft de rechtbank terecht geen grond gezien, reeds omdat uit het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van de ademanalyse blijkt dat [appellant] zelf te kennen heeft gegeven van een tegenonderzoek af te zien. Dat [appellant] thans betwist deze uitlatingen destijds te hebben gedaan, heeft de rechtbank terecht niet tot een ander oordeel gebracht. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2005 (zaak nr. 200505028/1), mag in beginsel immers worden uitgegaan van de juistheid van de weergave in een proces-verbaal van tegenover beambten belast met onderzoek afgelegde verklaringen. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd biedt geen grond op dit uitgangspunt een uitzondering te maken. Zijn stelling dat uit zijn langdurige aanwezigheid op het politiebureau na zijn aanhouding kan worden afgeleid dat hij in afwachting was van een arts voor het verrichten van het tegenonderzoek, is hiervoor niet voldoende. Dit geldt evenzeer voor zijn ter zitting gevoerde betoog dat, zo hij de betrokken politieambtenaar al zou hebben medegedeeld van zijn recht op een bloedonderzoek af te zien, hij hierop later, mogelijk tegenover een andere politieambtenaar, is teruggekomen.”
Raad van State, 21 december 2005 200505028/1
In deze zaak ging het om een betrokkene die betoogde dat de politie heeft verzonnen dat hij als bestuurder van de auti had opgetreden. De rechter overwoog echter dat het proces-verbaal van de politie wel gebruikt mag worden voor het bewijs.
Voorop moet worden gesteld dat het in deze zaak niet gaat om een strafrechtelijke procedure, maar om een daarvan los staande bestuursrechtelijke maatregel die erop is gericht de ter bevordering van de verkeersveiligheid noodzakelijk geachte deelname aan een onderzoek naar de geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig af te dwingen. Een door een politieagent op ambtseed opgemaakt proces-verbaal vormt in het algemeen voldoende grondslag voor het standpunt dat sprake is van een vermoeden als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de WVW 1994. De rechtbank heeft terecht aangenomen dat in beginsel van de juistheid van tegenover beambten belast met onderzoek afgelegde verklaringen mag worden uitgegaan en dat daarbij aan latere verklaringen onvoldoende betekenis toekomt.
Latere schriftelijke verklaringen getuigen
Raad van State, 8 juli 2009, 200901691/1
In deze zaak probeerde de betrokkene tevergeefs met verklaringen van getuigen het proces-verbaal van de verbalisant te weerleggen. De rechter oordeelde als volgt:
“De later in de procedure overgelegde schriftelijke verklaringen van [persoon A], [persoon B] en [persoon C], allen kennelijk bekenden van [appellant], kunnen naar het oordeel van de Afdeling aan het bovenstaande niet afdoen. Het betreft hier verklaringen die niet tegenover de verbalisant zijn afgelegd en die voorts geruime tijd na de gebeurtenissen zijn opgesteld. De verklaring van [persoon A] over wat hij heeft gehoord van het gesprek tussen [appellant] en de verbalisant op 22 april 2008 is bovendien in strijd met de onder ede door de verbalisant afgelegde verklaring tijdens de strafzitting dat hij enkel met [appellant] in een kamer heeft gezeten bij het verhoor.[persoon B] en [persoon C] vermelden dat er drie personen in de auto aanwezig waren, terwijl blijkens het proces-verbaal de verbalisant slechts twee personen in de auto heeft waargenomen, te weten een man en een vrouw, waarvan de man de auto bestuurde.”
Conclusie
In feite komt het er dus op neer dat een politieagent altijd geloofd wordt. Dat is niet terecht. Ook een politieagent kan fouten maken, zeker waar er vaak wordt gewerkt met vaste tekstblokken in processen-verbaal.
We zien steeds vaker dat processen-verbaal niet weergeven wat er werkelijk is gebeurd, maar dat er slechts in algemeenheden wordt gesproken, bijv. “verdachte verleende in het geheel geen medewerking aan het onderzoek”. Het is belangrijk om het hier niet bij te laten zitten.
Via het klachtrecht of door het horen van getuigen kan worden geprobeerd om de waarheid boven water te krijgen. De verbalisant kan daartoe worden gehoord in het kader van een eventuele strafzaak, waarbij de verklaring later in de cbr procedure kan worden ingebracht, of het is mogelijk om de verbalisant (later) te horen als getuige bij de bestuursrechter.
Het is niet makkelijk om aan te tonen dat een verbalisant liegt, maar het is het proberen zeker waard! Wij kunnen u daarbij helpen.