Schadevergoeding – Rijbewijs Ongeldig Verklaard https://rijbewijsongeldigverklaard.nl Mon, 02 Jun 2014 08:12:23 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.7 Wettelijke grondslag schadevergoeding hoger beroep https://rijbewijsongeldigverklaard.nl/wettelijke-grondslag-schadevergoeding-hoger-beroep/ https://rijbewijsongeldigverklaard.nl/wettelijke-grondslag-schadevergoeding-hoger-beroep/#respond Mon, 02 Jun 2014 08:12:23 +0000 http://rijbewijsongeldigverklaard.nl/wettelijke-grondslag-schadevergoeding-hoger-beroep/ Wanneer u in hoger beroep gaat tegen een beslissing van het CBR kunt u direct schadevergoeding vragen voor het geval het hoger beroep gegrond wordt verklaard.

De wettelijke grondslag voor het vragen van schadevergoeding is artikel 8:73 lid 1 Awb jo art. 49 lid 1 Wet op de Raad van State:

Ingevolge artikel 8:73, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), gelezen in samenhang met artikel 49, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, kan de Afdeling, indien zij het hoger beroep gegrond verklaart, indien daarvoor gronden zijn, op verzoek van een partij het bestuursorgaan veroordelen tot vergoeding van de schade die die partij lijdt.

]]>
https://rijbewijsongeldigverklaard.nl/wettelijke-grondslag-schadevergoeding-hoger-beroep/feed/ 0
Kosten nieuw onderzoek en eigen verklaring https://rijbewijsongeldigverklaard.nl/kosten-nieuw-onderzoek-en-eigen-verklaring/ https://rijbewijsongeldigverklaard.nl/kosten-nieuw-onderzoek-en-eigen-verklaring/#respond Thu, 19 Jul 2012 13:56:46 +0000 http://rijbewijsongeldigverklaard.nl/kosten-nieuw-onderzoek-en-eigen-verklaring/ Wanneer het rijbewijs door het CBR ongeldig is verklaard, welk besluit later wordt vernietigd naar aanleiding van een gegrond verklaard bezwaar of beroep daartegen, staat daarmee de onrechtmatigheid van het genomen besluit vast.
Als betrokkene hebt u dan recht op schadevergoeding, onder meer van de kosten die u maakt voor de Eigen Verklaringsprocedure en nieuwe onderzoeken.

Het CBR zal vaak proberen om onder de betaling van kosten uit te komen. Zo ook in een zaak die speelde bij de rechtbank ‘s-Hertogenbosch, op 27 april 2007 (LJN: BA510). De betrokkene vorderde hier vergoeding van deze kosten, maar het CBR weigerde dit. Volgens het CBR had de betrokkene maar ook in die andere procedures bezwaar moeten instellen.

Dat standpunt is niet juist. De rechtbank overwoog:
“Ten aanzien van de gevorderde kosten die eiser als gevolg van de aanvragen voor een Verklaring van geschiktheid in 2003 en 2006 heeft moeten maken, is de rechtbank van oordeel dat de besluiten van 16 september 2002 tot gevolg hebben gehad dat eiser in 2003 en 2006 opnieuw een aanvraag heeft moeten indienen. Indien verweerder immers de aanvragen had ingewilligd, waren de (hernieuwde) aanvragen in 2003 en in 2006 niet nodig geweest. Dat eiser geen afzonderlijk bezwaar heeft gemaakt tegen de besluiten op deze aanvragen doet hieraan niet af.”

U hebt dus recht op vergoeding van de kosten die u heeft moeten maken om uw rijbewijs weer geldig te krijgen.

]]>
https://rijbewijsongeldigverklaard.nl/kosten-nieuw-onderzoek-en-eigen-verklaring/feed/ 0
Gederfde inkomsten (inkomens- en pre-pensioen) https://rijbewijsongeldigverklaard.nl/gederfde-inkomsten-schade-cbr/ https://rijbewijsongeldigverklaard.nl/gederfde-inkomsten-schade-cbr/#respond Wed, 18 Jul 2012 21:53:25 +0000 http://rijbewijsongeldigverklaard.nl/gederfde-inkomsten-schade-cbr/ Wanneer u als gevolg van een besluit van het CBR uw rijbewijs voor enige tijd hebt moeten missen, en het door u tegen dat besluit ingestelde bezwaar of beroep gegrond is verklaard, kunt u aanspraak maken op schadevergoeding vanwege het niet kunnen beschikken over het rijbewijs. Als schade komt bijvoorbeeld de gederfde inkomsten in aanmerking.

Het is evenwel van belang dat de inkomstenderving rechtstreeks voortvloeit uit het onjuiste besluit van het CBR en dat u uw schade aan de hand van bewijsstukken kunt aantonen. De schade moet concreet worden gemaakt.

Als we kijken naar de jurisprudentie over dit soort schadevorderingen, kunnen we constateren dat het vaak mis gaat bij de onderbouwing van de schadevordering.

Taxichauffeur

Als voorbeeld van een uitspraak waarbij de gederfde inkomsten niet (goed) zijn onderbouwd, verwijs ik u naar de uitspraak van de Raad van State van 9 juni 2010 (LJN: BM7113). Een taxichauffeur vorderde vergoeding van gemiste inkomsten, maar overlegde geen belastingaangifte of -aanslag van het jaar waarop de vordering betrekking had. Die informatie is namelijk van belang om vast te stellen dat de betrokkene in dat jaar geen andere inkomsten heeft gehad. Omdat deze belastinggegevens ontbraken, is de vordering uiteindelijk afgewezen. De afdeling overwoog:

“2.3.1. Als uitgangspunt heeft te gelden dat het aan [appellant] is de gestelde schade op objectieve en verifieerbare wijze aannemelijk te maken. Gelet hierop diende [appellant] ter staving van de door hem gestelde ten gevolge van het besluit van het CBR geleden inkomensschade die gegevens en bescheiden over te leggen die het CBR nodig had om te kunnen vaststellen of [appellant] de door hem gestelde schade heeft geleden. Het CBR mocht van [appellant] verlangen dat hij aannemelijk maakte dat hij in de desbetreffende periode geen vervangende inkomsten heeft genoten.
[appellant] heeft, ook nadat het CBR zich op het standpunt had gesteld dat hij met bijvoorbeeld een belastingaangifte over het jaar 2006 aannemelijk zou kunnen maken dat hij geen vervangende inkomsten heeft genoten, geen belastingaangifte of ander stuk waarmee zijn standpunt objectief gezien werd gestaafd overgelegd. Dat zijn belastingaangifte over 2006 zoek is geraakt komt voor zijn rekening. Het betoog van [appellant] dat aan een belastingaangifte geen bewijskracht toekomt en dat hij alleen met een definitieve belastingaanslag aannemelijk had kunnen maken dat hij geen vervangende inkomsten heeft genoten en het CBR daarom niet heeft verzocht, kan [appellant] niet baten. Dat het CBR genoegen nam met een belastingaangifte over 2006 legde niet een zwaardere bewijslast op [appellant] en stond geenszins in de weg aan het uit eigen beweging overleggen van een ander stuk, zoals een voorlopige of definitieve belastingaanslag.
[appellant] heeft eerst in hoger beroep een belastingaangifte over 2006 overgelegd. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij dat stuk niet eerder heeft kunnen overleggen. Het kan daarom thans niet meer worden betrokken bij de beoordeling van het hoger beroep. Nu [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen vervangende inkomsten heeft genoten, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het CBR het verzoek om schadevergoeding heeft kunnen afwijzen.”

 

Vrachtwagenchauffeur

Waar het ook altijd mis gaat, is het causaal verband. Er moet een rechtstreeks verband bestaan tussen het onterechte besluit van het CBR en de oorzaak waardoor schade wordt geleden. In een uitspraak bij de rechtbank ‘s-Hertogenbosch (LJN: BA5104, 27 april 2007) claimde een vrachtwagenchauffeur dat hij was ontslagen door de beslissing van het CBR. Hij vorderde een bedrag van € 69.938,00 aan inkomensschade en en een bedrag van € 74.548,00 aan (pre)pensioenschade. Ter onderbouwing van de gevorderde schade heeft eiser berekeningen overgelegd van Raadgevend Actuarieel Bureau De Voogd Van der Heide. De rechtbank wees de vordering af, mede omdat het contract pas 4 maanden na het genomen besluit eindigde. De rechtbank overwoog:

“Vastgesteld wordt dat tussen het aflopen van het contract op 13 mei 2002 en de besluiten van 16 september 2002 een periode van ruim vier maanden ligt. Reeds om die reden acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [werkgever] naar aanleiding van deze besluiten het contract niet heeft verlengd. Bovendien blijkt uit de Eigen verklaring van eiser van 23 mei 2002 dat de bedrijfsarts op dat moment al had aangegeven dat eiser als gevolg van zijn medicijngebruik geen vrachtwagen mocht besturen. Eiser heeft ter zitting in gelijke zin verklaard.
Ter zitting heeft eiser in dit kader nog aangevoerd dat hij van zijn bedrijfsarts als vrachtwagenchauffeur mocht rijden indien het CBR dat zou goedkeuren. Aangezien de besluiten echter betrekking hebben op de (volgens verweerder aanwezige) bewustzijnstoornissen en niet op het medicijngebruik van eiser waarover de bedrijfsarts zich had uitgelaten, acht de rechtbank deze stelling van eiser evenmin aannemelijk. Ook overigens heeft eiser zijn stelling niet nader onderbouwd.
Tot slot stelt de rechtbank vast dat de verklaring van [werkgever] van 13 oktober 2003 slechts aangeeft dat eiser nog in dienst zou zijn als zijn rijbevoegdheid niet was ingetrokken. Hieruit is niet op te maken of [werkgever] het arbeidscontract niet heeft verlengd vanwege de besluiten van verweerder dan wel om andere redenen.
Gezien het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem gestelde schade rechtstreeks voortvloeit uit de besluiten van verweerder.”


De vrachtwagenchauffeur had dit verband echter eenvoudig kunnen aantonen door een verklaring van zijn ex-werkgever te overleggen waaruit moest volgen dat het genomen besluit wel de reden was voor de beeindiging. Dit is dus een gemiste kans geweest voor de vrachtwagenchauffeur.

]]>
https://rijbewijsongeldigverklaard.nl/gederfde-inkomsten-schade-cbr/feed/ 0
Geen abstracte maar concrete schadeberekening in procedure CBR https://rijbewijsongeldigverklaard.nl/geen-abstracte-maar-concrete-schadeberekening-cbr/ https://rijbewijsongeldigverklaard.nl/geen-abstracte-maar-concrete-schadeberekening-cbr/#respond Wed, 18 Jul 2012 14:32:38 +0000 http://rijbewijsongeldigverklaard.nl/geen-abstracte-maar-concrete-schadeberekening-cbr/ Wanneer de geldigheid van het rijbewijs achteraf bezien ten onrechte is geschorst of het rijbewijs ten onrechte ongeldig is verklaard door het CBR, hebt u als belanghebbende recht op schadevergoeding. Het is niet eenvoudig om deze schade aannemelijk te maken. In het verleden heeft iemand al eens geprobeerd om een abstracte vergoeding van € 10,00 per dag te vorderen, zoals dat in het strafrecht ook gebruikelijk is, maar dat verzoek heeft de rechtbank Utrecht afgewezen (LJN BK7656, Rechtbank Utrecht, 5 oktober 2009).

De rechtbank overwoog:

“2.8 Eiser heeft voorts verzocht om schadevergoeding voor de onterechte schorsing van de geldigheid van zijn rijbewijs. Hij heeft een abstracte benadering van schadevergoeding voorgesteld, in die zin dat hij verzoekt om een vaste vergoeding voor elke dag dat hij zijn rijbewijs niet heeft mogen gebruiken. Deze benadering wordt volgens eiser in het strafrecht ook toegepast. In dit verband wijst eiser op de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 30 juni 2003, LJN:AM1504. Een abstracte schadeberekening is volgens eiser ook in deze situatie op zijn plaats. Eiser ziet voorts een parallel tussen het ten onrechte niet kunnen beschikken over zijn rijbewijs en een onterecht opgelegde gevangenisstraf. De inperking van zijn vrijheid door het niet kunnen rijden maakt ook dat een abstracte schadeberekening in de rede ligt. Eiser heeft daarom bewust geen kaartjes van het openbaar vervoer ingeleverd. Een concrete benadering van de schade zou tot de conclusie kunnen leiden dat er in het geheel geen schade is. Eiser heeft echter andere keuzes moeten maken omdat hij niet mocht rijden. De kosten hiervan zijn moeilijk vast te stellen.

 

2.9 De rechtbank overweegt hierover het volgende. Ingevolge artikel 164, eerste lid, van de WVW is – kort gezegd – de bestuurder van een motorrijtuig, tegen wie door een daartoe bevoegd persoon, proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van overtreding van een bij of krachtens de WVW vastgesteld voorschrift, verplicht tot overgifte van het hem afgegeven rijbewijs. De toekenning van schadevergoeding voorhet ten onrechte invorderen van het rijbewijs ingevolge het eerste lid, vindt vervolgens zijn grondslag in artikel 164, negende lid, van de WVW . Hierbij is tevens bepaald dat onder schade is begrepen het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat.
Eiser heeft weliswaar betoogd dat het redelijk is een parallel te trekken tussen deze strafrechtelijke invordering van het rijbewijs en de in artikel 131 van de WVW neergelegde bestuursrechtelijke maatregel tot schorsing van de geldigheid van het rijbewijs, maarhij heeft hiermee naar het oordeel van de rechtbank miskend dat de bestuursrechtelijke schorsing, anders dan de strafrechtelijke invordering, geen punitieve sanctie is. In dit verband wijst de rechtbank op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) van 23 november 2005, LJN:AU6691. Schadevergoeding op grond van artikel 164, negende lid, van de WVW is ingeval van schorsing van de geldigheid van het rijbewijs niet aan de orde.

2.10 Evenmin bestaat naar het oordeel van de rechtbank aanleiding om, zo in het strafrecht al sprake zou zijn van een standaardvergoeding per dag, deze zonder meer toe te passen in onderhavige situatie. Alhoewel de rechtbank begrip heeft voor de ongemakken die eiser stelt te hebben ondervonden omdat hij ten onrechte enige tijd niet heeft kunnen rijden, is dit niet voldoende om de gebruikelijke wijze waarop in het bestuursrecht een verzoek om schadevergoeding wordt beoordeeld opzij te zetten en aan te sluiten bij andere normen. De door eiser voorgestane parallel tussen strafrecht en bestuursrecht volgt de rechtbank dan ook niet.

2.11 Ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Awb verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Volgens vaste jurisprudentie van de AbRvS, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juli 2003, LJN: AI0288, betekent dit dat eiser gehouden is om direct bij een verzoek om schadevergoeding gegevens en bescheiden te overleggen, waarover hij redelijkerwijs kan beschikken, die het bestuursorgaan nodig heeft om te kunnen vaststellen of eiser deze schade heeft geleden.

2.12 Eiser heeft de door hem gestelde geleden schade niet met gegevens en bescheiden aannemelijk heeft gemaakt. Ter zitting heeft verweerster toegelicht dat van eiser niet verwacht werd dat hij direct bij zijn verzoek om schadevergoeding een onderbouwing van de schade zou geven in de vorm van bijvoorbeeld kaartjes van het openbaar vervoer, maar dat wel verwacht werd dat hij toch zeker binnen enkele dagen zijn schade op enigerlei wijze concreet zou maken. Dit heeft hij bewust nagelaten, hetgeen heeft geleid tot afwijzing van het verzoek.

2.13 De rechtbank volgt verweerster hierin. Met de enkele stelling dat eiser een abstracte berekening van schade voorstaat, heeft hij niet voldaan aan de op hem rustende informatieverplichting op grond van artikel 4:2, tweede lid, van de Awb . Verweerster heeft zich terecht in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser de schade onvoldoende heeft onderbouwd en heeft het verzoek om schadevergoeding terecht op die grond afgewezen.”


De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dienovereenkomstig geoordeeld (LJN: BR1393, Raad van State, 13 juli 2009):

“2.5.1. Voor de beoordeling van een verzoek om vergoeding van immateriële schade wordt, volgens vaste jurisprudentie, aansluiting gezocht bij het civiele schadevergoedingsrecht. Ingevolge artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, voor zover thans van belang, heeft de benadeelde voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien de benadeelde in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.

Hoewel aannemelijk is dat [appellant] als gevolg van de weigering een verklaring van geschiktheid te verstrekken een zekere mate van ongemak heeft moeten ondergaan, heeft hij met zijn betoog niet aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van dat besluit zodanig heeft geleden, dat sprake is van een aantasting in even bedoelde zin. Meer in het bijzonder is van aantasting van de eer of goede naam in de vorm van aantasting van het gevoel van eigenwaarde, dan wel waardering die men bij anderen geniet, geen sprake. Het besluit van 6 augustus 2007 waaraan de diagnose alcoholmisbruik ten grondslag lag, is geen besluit met een sterk diffamerend karakter. Het CBR heeft ook niet het oogmerk gehad om [appellant] nadeel, niet bestaande in vermogensschade, toe te brengen. Evenmin is sprake van aantasting in de persoon doordat het besluit van 6 augustus 2007 tot ernstige psychische storingen of geestelijk letsel zou hebben geleid. Daartoe is niet voldoende dat sprake is van min of meer psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen. Alhoewel een onrechtmatige inbreuk op de bewegingsvrijheid onder omstandigheden kan worden aangemerkt als aantasting in de persoon, is daar in het onderhavige geval geen sprake van, in aanmerking genomen dat het niet zelf een auto kunnen besturen, andere mogelijkheden van vervoer onverlet laat.

2.5.2. [appellant] betoogt voorts tevergeefs dat het redelijk is een parallel te trekken tussen de strafrechtelijke invordering van het rijbewijs en de weigering tot registratie van een verklaring van geschiktheid, omdat het resultaat in beide gevallen vergelijkbaar is, namelijk het niet (meer) beschikken over een rijbewijs en daar dus ook een vergelijkbare vergoeding voor immateriële schade tegenover moet staan.

Ingevolge artikel 164, eerste lid, van de WVW is – kort gezegd – de bestuurder van een motorrijtuig, tegen wie door een daartoe bevoegd persoon proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van overtreding van een bij of krachtens de WVW vastgesteld voorschrift, verplicht tot afgifte van het hem afgegeven rijbewijs. De toekenning van schadevergoeding voor het ten onrechte strafrechtelijke invorderen en inhouden van het rijbewijs ingevolge het eerste en vierde lid, vindt vervolgens zijn grondslag in artikel 164, negende lid, van de WVW. De weigering tot registratie van een verklaring van geschiktheid is een bestuursrechtelijke maatregel. Nu een zelfstandige schadevergoedingsbepaling voor het ten onrechte weigeren van een registratie ontbreekt, is er geen aanleiding een forfaitaire vergoeding toe te kennen op grond van artikel 164, negende lid, van de WVW, zoals het Gerechtshof dat heeft gedaan in het arrest van 18 februari 2008.

2.5.3. De slotsom is dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het CBR het verzoek om vergoeding van immateriële schade terecht heeft afgewezen.”


Concrete schadeberekening

Uit deze uitspraken volgt dat de schade concreet moet worden berekend en altijd moet worden onderbouwd. Dit is met name erg lastig voor particulieren. Vaak levert het gemis van uw rijbewijs een hoop ellende en frustraties op, maar zelden zult u hierdoor ook aantoonbare schade hebben geleden. De schade moet namelijk volgen uit bewijsstukken, zoals kwitanties e.d. Bovendien rust op u ook de verplichting om schadebeperkend te handelen. Wanneer u iemand anders voor u zou kunnen laten rijden, had u dat moeten doen. Wanneer u de fiets of het openbaar vervoer had kunnen pakken in plaats van de auto, dan wordt dat wel van u verwacht. En bij het openbaar vervoer krijgt u ook niet per definitie uw kosten van de bus of trein vergoed, omdat u ook de benzinekosten uitspaart.

Al bij al weet het CBR vaak wel met argumenten te komen om onder de aansprakelijkheid en de verplichting tot vergoeding van schade uit te geraken. U doet er daarom verstandig aan om eerst uw zaak met een advocaat te bespreken, alvorens u vergoeding van uw schade vordert bij het CBR.

]]>
https://rijbewijsongeldigverklaard.nl/geen-abstracte-maar-concrete-schadeberekening-cbr/feed/ 0